“Je moet er mee leren leven”, vertelde ze hem.

Hij had een gegeneraliseerde angststoornis, zo was de conclusie na het invullen van een heleboel vragenlijsten, en een plan van aanpak werd besproken.

Maar dat werkte niet.

“Je moet er mee leren leven.”

Ik haat die uitspraak.

In mijn ogen is het een vernietigend vonnis, verpakt als realistisch advies.

Aan de ene kant zegt het dat je er kennelijk mee kúnt leren leven (en dat is best mooi, eerlijk is eerlijk).

Maar aan de andere kant sluit het de optie van genezing, van heling, uit.

En dat is precies zoals het bij hem binnenkwam, en hoe hij het met mij deelde, járen na het bezoek aan de therapeut.

In plaats van een volkomen natuurlijk, menselijk probleem, leefde hij al die tijd met een onduidelijk, onbetrouwbaar monster in zijn hoofd.

Hij was ervan overtuigd dat zijn brein niet goed functioneerde, en dat er sprake was van een afwijking die hij voor altijd met zich mee zou dragen.

Ik snap werkelijk niet waarom professionals dit soort definitieve uitspraken doen.

De impact van zo’n zinnetje, afkomstig van iemand met een titel of diploma, kan enorm zijn, enorm bepalend, enorm sturend, enorm vernietigend.

En het is niet alleen onnodig: het slaat gewoon nergens op.

Hoe kun je in godsnaam weten of iemand wel of niet de rest van zijn leven gebukt zal gaan onder een specifieke verwarring, of een bepaald gevoel?

Tijdens de coaching was dat dus het eerste wat we samen onderzochten.

Het monster bleek onvindbaar.

(Foto door @marloeshilckmann, voor Unsplash)