Leven in het nu, deel 143.

Ik zie mezelf nog staan, een jaar of tien geleden, bij het aanrecht.

In een boek over aandacht had ik gelezen dat je elke seconde bij het kopje, de afwasborstel, en het schuim moest zijn.

En het was onmogelijk.

Hoeveel ik mezelf ook probeerde te dwingen alles te vergeten en alleen maar meditatief af te wassen: ondertussen was er een komen en gaan van eindeloze gedachten over hoe stom het was, dat het niet lukte, en nóóit zou lukken.

‘Leven in het nu’ is vaak een ultiem doel voor de spirituele zoeker.

En dat is natuurlijk niet erg, maar het kan wel een belasting worden.

Alsof er een interne spirituele coach in je zit die je vorderingen bijhoudt, en je keihard mept met een bos salie als je gedachten weer alle kanten opgaan.

Leven in het nu is raar.

Het is een streven met haken en ogen, een verlangen dat volkomen begrijpelijk is omdat het een diepe rust en acceptatie impliceert, maar het komt ook met een onverbiddelijke lijst van voorwaarden.

Leven in het nu is niet waar het op lijkt, of wat het belooft.

Het is eigenlijk heel erg gewoon.

Het betekent niet dat je voortdurend knettert van liefdevolle aandacht en zoete sereniteit, maar dat er niet heel veel gebeurt.

Het is geen ‘staat van zijn’ die beter is dan zogenaamd níet leven in het nu, behalve het feit dat het wat minder gecompliceerd voelt.

Ik dacht hier net over na en realiseerde me dat ik vrijwel niet bezig ben met het verleden, of de toekomst.

Dat is meer een constatering dan een prestatie.

En het voelt eigenlijk best gek, als je gewend bent de hele dag voorspellingen te doen over wat er eventueel zou kunnen gebeuren.

Ik moet duidelijk wennen aan de eenvoud van dit alles.

Het is totaal niet spectaculair maar eerder leeg, op een niet-vervelende maar wat onwennige manier.

Wat altijd zo druk en vanzelfsprekend was, de mentale machine die non-stop aan stond, staat op een ongekend laag volume.

Een trouwe metgezel heeft min of meer vrijaf gekregen.

Meer is het eigenlijk niet.

Maar je hoort mij niet klagen.